Leerplandoelen van jouw geïntegreerde werkweek
INHOUDELIJKE LES: DIERENOBSERVATIE
Leerplandoelen Wereldoriëntatie VVKBaO:
Leerplandoelen Wereldoriëntatie VVKBaO:
Overkoepelende doelstellingen
Mens en medemens
Mens en natuur
- WO DO 0.5.3 Kinderen werken samen. Dat houdt in dat ze afspraken binnen de groep naleven.
- WO DO 0.6.1.1 Kinderen drukken zich zo verstaanbaar mogelijk uit en benoemen waar mogelijk de dingen correct. Dat houdt in dat ze over woorden en termen beschikken. voor het benoemen van lichaamsdelen, dieren, planten, gevoelens, waarden, instrumenten, technische vaardigheden en systemen, historische overblijfselen, dingen
- WO DO 0.9.2 Kinderen kunnen nauwkeurig waarnemen met al hun zintuigen. Dat houdt in dat ze gericht observeren in functie van een vraag.
- WO DO 0.13.1.4 Kinderen kunnen informatiebronnen op een doeltreffende manier hanteren. Dat houdt in dat ze bij het zoeken naar informatie doeltreffend gebruik kunnen maken van kranten, tijdschriften, boeken, naslagwerken, kaarten, grafieken, audiovisuele programma's, (geautomatiseerde) gegevensbestanden
Mens en medemens
- WO MEM 4.9. 3 Kinderen kunnen leiding volgen of meewerken. Dat houdt in dat ze regels en afspraken kunnen nakomen.
Mens en natuur
- WO NA 7.5.4 Kinderen ontdekken dat er tussen mensen onderling, dieren onderling en planten onderling veel gelijkenissen bestaan. Dat houdt in dat ze basisbegrippen om de uitwendige bouw van een dier te beschrijven, correct kunnen hanteren: kop, buik, staart, veren, klauw, bek, nek, vin, kieuw, schub, schelp ...
- WO NA 7.8.1 Kinderen ontdekken dat planten, dieren en mensen zich op een of andere manier voortplanten. Dat houdt in dat ze beseffen en uiten dat een levend wezen steeds voortkomt uit een ander levend wezen van dezelfde soort.
- WO NA 7.8.3 Kinderen ontdekken dat planten, dieren en mensen zich op een of andere manier voortplanten. Dat houdt in dat ze vaststellen en uiten dat een dier gedurende een periode groeit in een moederdier of ontwikkelt in een ei voor het wordt geboren.
- WO NA 7.11 Kinderen ontdekken en zien in dat de mens afhankelijk is van planten en dieren voor voeding, kleding, gezondheid, constructiematerialen ...
GROEPSBEVORDERENDE LES: LEVENDE STRATEGO
Leerplandoelen Wereldoriëntatie VVKBaO:
Leerplandoelen Wereldoriëntatie VVKBaO:
Mens en medemens
Mens en samenleving
- WO ME 4.7.3 Kinderen kunnen respect en waardering opbrengen. Dat houdt in dat ze in hun omgeving met leeftijdgenoten onbevangen en respectvol omgaan met verschillen (bv. in het uiterlijk, andersvaliden).
- WO ME 4.9.3 Kinderen kunnen leiding volgen of meewerken. Dat houdt in dat ze regels en afspraken kunnen nakomen.
- WO ME 4.9.4 Kinderen kunnen leiding volgen of meewerken. Dat houdt in dat ze met inzet meespelen in een ploegenspel.
- WO ME 4.10.6 Kinderen kunnen leiding geven. Dat houdt in dat ze verantwoordelijkheid voor een groepstaak op zich kunnen nemen.
- WO ME 4.11.2 Kinderen kunnen een ander helpen door zich dienstbaar op te stellen. Dat houdt in dat ze bereid zijn eigen materiaal uit te lenen en/of te delen.
- WO ME 4.14.5 Kinderen kunnen zich op een passende manier weerbaar opstellen. Dat houdt in dat ze bij conflicten met leeftijdgenoten zoeken naar een geweldloze oplossing.
Mens en samenleving
- WO SA 5.16.1 Kinderen zetten zich mee in om in hun leefwereld vormen van machtsmisbruik te voorkomen. Dat houdt in dat ze klas- en leeftijdgenoten een evenwaardig deel van de beschikbare ruimte geven.
ALGEMENE LEERPLANDOELEN GIWW
Leerplandoelen Wereldoriëntatie VVKBaO:
Overkoepelende doelstellingen
Mens en medemens
Mens en samenleving
Mens en natuur
Mens en ruimte
- WO DO 0.5 Kinderen werken samen.
- WO DO 0.5.1 Dat houdt in dat ze niemand uitsluiten.
- WO DO 0.5.2 Dat houdt in dat ze anderen helpen.
- WO DO 0.5.3 Dat houdt in dat ze afspraken binnen de groep naleven.
- WO DO 0.5.4 Dat houdt in dat ze overleggen over groepsopdrachten
- WO DO 0.5.5 Dat houdt in dat ze terugblikken op de manier waarop ze hebben samengewerkt.
- WO DO 0.5.6 Dat houdt in dat ze ervaren en uiten dat in een groep(ering) taken worden verdeeld.
- WO DO 0.8 Kinderen ontwikkelen tot autonome leerders.
- WO DO 0.8.1 Dat houdt in dat ze zelf initiatief nemen.
Mens en medemens
- WO ME 4.2 Kinderen ontwikkelen vertrouwen in eigen mogelijkheden
- WO ME 4.2.1 Dat houdt in dat ze ervaren en uiten dat hun mogelijkheden ontwikkelen.
- WO ME 4.2.2 Dat houdt in dat ze ervaren, vaststellen en uiten dat de ontwikkeling van hun eigen mogelijkheden ervoor zorgt dat ze voortdurend minder afhankelijk worden van anderen.
Mens en samenleving
- WO SA 5.6 Kinderen zien in dat samenleven het naleven van allerhande omgangsvormen, leefregels en afspraken veronderstelt en kunnen zich daaraan houden.
- WO SA 5.6.1 Dat houdt in dat ze ervaren en met voorbeelden kunnen illustreren dat er binnen een groep meestal regels zijn waaraan ieder lid zich moet houden.
- WO SA 5.6.2 Dat houdt in dat het belang ervaren van het naleven van allerhande omgangsvormen, leefregels en afspraken binnen een groep.
- WO SA 5.6.3 Dat houdt in dat ze ervaren dat wie een regel overtreedt, zich buiten de groep plaatst wat kan leiden tot een vorm van sanctionering.
Mens en natuur
- WO NA 7.1 Kinderen genieten van hun aanwezigheid in de natuur en van de wisseling der seizoenen en uiten dat op diverse manieren.
- WO NA 7.2 Kinderen beleven en ervaren dat de natuur voor hen veel betekenissen heeft.
- WO NA 7.2.1 Dat houdt in dat ze de natuur ervaren als speelruimte.
- WO NA 7.2.2 Dat houdt in dat ze de natuur ervaren als leverancier van eetwaren, geneesmiddelen (bv. het blad van hondsdraf tegen brandnetelpijn) of spullen (bv. hutten bouwen).
- WO NA 7.10 Kinderen ontdekken en zien in dat veel mensen de aanwezigheid van organismen in hun omgeving waarderen en/of beïnvloeden.
- WO NA 7.10.1 Dat houdt in dat ze vaststellen dat veel mensen zich goed voelen te midden van planten en dieren.
- WO NA 7.14 Kinderen zien in dat leefgewoonten de gezondheid kunnen bevorderen of schaden en handelen er naar.
- WO NA 7.10.2 Dat houdt in dat ze goede gewoonten inzake dagelijkse hygiëne tonen
- WO NA 7.10.3 Dat houdt in dat ze gezonde en ongezonde leefgewoonten in verband kunnen brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam (voldoende beweging, rust en hygiëne, gezonde voeding, vermijden van overbelasting …).
Mens en ruimte
- WO RU 9.4 Kinderen dragen mee zorg voor de ruimten waarin ze verblijven.
- WO RU 9.4.1 Dat houdt in dat ze mee orde brengen in een beperkte ruimte, (bv. speelhoek, klas, speelplaats).
- WO RU 9.4.2 Dat houdt in dat ze respect opbrengen voor de inspanningen die anderen hebben opgebracht om een ruimte in te richten.
- WO RU 9.4.3 Dat houdt in dat ze zich respectvol gedragen in een ingerichte ruimte.
Krachtige leer- een leefomgeving
Tijdens de GIWW leerden de leerlingen via verschillende vormen. Er waren lesmomenten waar de leerlingen individueel aan het werk gingen, zoals de dierenobservatie. Er waren lessen waarin de leerlingen les en uitleg kregen van verschillende ‘boerinnen’, dit waren medewerkers van de boerderij die elk hun specialiteit hadden, zoals melkverwerking en wolverwerking. Het was niet de bedoeling dat de leerlingen telkens les kregen. Door tijdens de lesmomenten zowel groepswerk als individueel begeleid werk te voorzien, werden de verschillende leerprocessen van de leerlingen zoveel mogelijk gestimuleerd.
De leerlingen werden telkens gestimuleerd om na te denken over hun eigen kunnen, hun eigen kennis en hun eigen leerproces.
Er werden niet enkel lesmomenten voorzien. Er was een groepsbevorderende activiteit, levende stratego met boerderijdieren, en verschillende tussendoortjes. Tijdens deze momenten leerden de leerlingen om samen te werken, samen te spelen, taken te verdelen, verdraagzaam zijn… Ook in de dagelijkse taken zoals het dekken van de tafels, de stallen schoonmaken… leerden de leerlingen dat deze zaken van pas komen en dat deze zaken ook belangrijk zijn om fijn te kunnen samen zijn.
De leerlingen werden telkens gestimuleerd om na te denken over hun eigen kunnen, hun eigen kennis en hun eigen leerproces.
Er werden niet enkel lesmomenten voorzien. Er was een groepsbevorderende activiteit, levende stratego met boerderijdieren, en verschillende tussendoortjes. Tijdens deze momenten leerden de leerlingen om samen te werken, samen te spelen, taken te verdelen, verdraagzaam zijn… Ook in de dagelijkse taken zoals het dekken van de tafels, de stallen schoonmaken… leerden de leerlingen dat deze zaken van pas komen en dat deze zaken ook belangrijk zijn om fijn te kunnen samen zijn.
kritische bedenkingen
Ik vind persoonlijk de tijd van het jaar waarop de klasgroepen naar de boerderij gaan niet zo geschikt. In oktober zijn de activiteiten zeer afhankelijk van het weer. Zo moesten enkele activiteiten op een ander moment gepland worden omdat het die middag regende. Ook werden een aantal kinderen verkouden tijdens de buitenactiviteiten.
Ook vond ik dat de lesmomenten soms te lang waren voor de leerlingen. Ik vind dat de leerlingen tijdens de boerderijklassen zoveel mogelijk zelf moeten ontdekken en beleven, zonder eerst (meer dan) een uur stil te moeten luisteren naar een uitleg. De concrete uitleg kan volgens mij korter of interactiever aangebracht worden.
Ook vond ik dat de lesmomenten soms te lang waren voor de leerlingen. Ik vind dat de leerlingen tijdens de boerderijklassen zoveel mogelijk zelf moeten ontdekken en beleven, zonder eerst (meer dan) een uur stil te moeten luisteren naar een uitleg. De concrete uitleg kan volgens mij korter of interactiever aangebracht worden.